Batik- of uitsparingstechniek, gebruikt voor het blauw-witte steengoed en porselein.
Het werk wordt eerst bisquit gebakken op 1080 graden.
Daarna wordt er een vlakverdeling uitgemeten en met potlood op het werk getekend.
Dan worden de vlakken die wit moeten blijven met was (waxresist) geschilderd.
Een met potlood uitgezette vlakverdeling kan op verschillende manieren ingevuld worden waardoor steeds andere patronen ontstaan.
Als het patroon schilderen klaar is wordt het werk in een porseleinglazuur van eigen recept gedompeld. Op de vlakken met was hecht het glazuur niet.
Na het dompelen worden de druppeltjes die op de was blijven hangen verwijderd met een sponsje. De lijnen langs het glazuur worden met een mesje strak afgewerkt.
Tijdens de glazuurstook (1260 graden) verbrandt de was en de potloodlijnen.
Soms moet het werk na de glazuurstook nog met een slijpmachine bijgewerkt worden om de vlakken en lijnen te perfectioneren. Daarna volgt dan nog een stook.